Bijlage 1 Beplantingsplan

U kunt deze bijlage ook opvragen bij het Overijssel Loket.

Bijlage 1 Beplantingsplan

De aanvrager is verplicht een beplantingsplan bij de aanvraag uit te werken. Een beplantingsplan is de inhoudelijke basis voor de realisatie en oplevering van de aanplant van bos of erfbos/houtwal. Het plan is ook basis voor een op te stellen kostenraming. Het beplantingsplan bevat minimaal de volgende onderwerpen:

  1. Aanleiding en onderbouwing.

  2. Locatie, soortkeuze en ontwerp.

  3. Eisen aan plantmateriaal (inclusief keuring en controle).

  4. Terreinvoorbereiding en aanplant.

  5. Bescherming, onderhoud en beheer.

  6. Oplevering.

  7. Kostenraming.

Hieronder worden de onderwerpen toegelicht en de belangrijkste eisen en randvoorwaarden genoemd die voor de provincie van belang zijn bij de realisatie van aanplant.

1. Aanleiding en onderbouwing

In dit onderdeel beantwoord u de vraag waarom nieuwe aanplant op deze locatie gewenst is. Hiervoor levert u een onderbouwing. Als de gronden gelegen zijn in een onderbouwingsgebied op basis van de kaart behorende bij de bossenstrategie, dan moet deze onderbouwing een uitgebreide landschappelijke en ecologische onderbouwing bevatten.

2. Locatie, soortkeuze en ontwerp

In dit onderdeel wordt de ligging van het perceel en grootte van de aanplant-locatie(s), vooral met behulp van kaartmateriaal, duidelijk gemaakt. Ook vindt een onderbouwde argumentatie plaats van de aan te planten soort(en). De soortenkeuze vereist een onderbouwing op basis van bos-ecologische en bodemkundige grondslag. Denk ook aan: gebiedsbeschrijving, bodem/water, ontwikkeling bosklimaat (> geschiktheidsbeoordeling via bodemkaart en controle in veld).
Omschrijf ook de beplantingsvorm voor het eindbeeld: bos of lijnvormig element, mengwijze en -verhouding (vlakte-, groepsgewijs of individueel geplant/doel).
Ter inspiratie voor de kwaliteit en type bos of houtwal/erfbos die u kunt aanleggen verwijzen wij naar het ecogram in paragraaf 2.4.1 van de Bossenstrategie.

In het ontwerp wordt de ruimtelijke verspreiding van soorten, sortiment, type menging en –verhouding vlakte-, groepsgewijs of individueel geplant/doel aangegeven, en ook de plantaantallen en het plantverband. Uitgangspunt bij aanplant is dat onder normale omstandigheden in de eerste decennia zo beperkt mogelijk ingrepen nodig zijn om de samenstelling en/of de structuur van de beplanting in stand te houden of bij te sturen. Bij het ontwerp is het daarom van groot belang om passende mengingen te kiezen. Bij de aanleg van bos is het ongewenst om vanuit de zichtlijnen alleen maar rechte lijnen bomen te zien. Minimaal 2 randen van de nieuw aan te leggen bossen (maar alleen als het niet omgeven door bestaand bos) moet voorzien zijn van zogenoemde bosranden (mantels/zomen), dit ter versterking van de biodiversiteit.
Het bos en houtwal/erfbos moet weerbaar zijn tegen klimaatverandering door o.a. een grote diversiteit van boomsoorten waarbij ook aandacht is voor rijkstrooisel soorten. 
Ook moet er bij aanleg van bos aandacht zijn voor de ontwikkeling van horizontaal en verticaal bosstructuur en gezonde bosbodems.
Geef ook de wegen, fiets- en wandelpaden, kabels en leidingen aan als die aanwezig zijn.
De wens is om, als dat mogelijk is, bij bosaanleg het terrein in te richten met een beetje reliëf (ruggen, greppels).

3. Plantmateriaal

De belangrijkste eisen die van belang zijn voor (de levering van) het plantmateriaal zijn hieronder aangegeven.

Genetische kwaliteit

De genetische kwaliteit moet gewaarborgd worden door:

  1. 60% van het aan te planten bos of houtwal/erfbos te laten bestaan uit inheems plantmateriaal. Hierbij kan ook gekeken worden naar de bosbouwkundige eisen.

  2. De overige 40% van het aan te planten bos of houtwal/erfbos te laten bestaan uit niet inheems plantmateriaal.

  3. De wens is om 20% van het aan te planten bos of houtwal/erfbos te laten bestaan uit autochtoon plantmateriaal Nederlandse Rassenlijst Bomen. Er moet dan plantmateriaal worden gebruikt waarvan de herkomst vermeld is in de meest recente Nederlandse Rassenlijst Bomen. Daarbij moet materiaal gebruikt worden uit een vergelijkbaar gebied/floradistrict (gebiedseigen soorten). Gedetailleerde informatie over aanwezig inheems autochtoon materiaal is beschikbaar bij de Genenbank inheemse bomen en struiken. Die site kent ook een link met de rassenlijst bomen en een link voor het bestellen van de (autochtone) zaden en het plantmateriaal bij Staatsbosbeheer. Als uit de genenbank blijkt dat voor Overijssel geen goed autochtoon plantmateriaal beschikbaar is, dan kan overwogen worden om zelf van aanwezig materiaal in Overijssel zaden te verzamelen en bij een kweker hiervan plantmateriaal te kweken.

  4. Het plantmateriaal moet altijd geleverd worden en voldoen aan de Nen-normen en een NAK-certificaat hebben.

Duurzame teelt

Plantmateriaal is bij voorkeur op een duurzame wijze geteeld en bij voorkeur biologisch.

5. Bescherming, onderhoud en beheer

Om wildschade te voorkomen moet de jonge aanplant hiertegen voldoende beschermd worden. Maatregelen die hiervoor nodig zijn kunt u hier beschrijven, inclusief onderbouwing.

Ter bescherming van onkruiddruk kan, als dat gewenst is, een kruidenrijkmengsel of een gelijkwaardig alternatief worden ingezaaid.

Geef ook inzicht in toekomstig beheer (korte en lange termijn). Denk hierbij bijvoorbeeld aan onkruidbestrijding, inboet en wildbescherming.

Brandveiligheid

Bij de aanleg van grote stukken bos van meer dan 5 hectare of aansluitend aan bestaand bos wordt geadviseerd rekening te houden met de brandveiligheid van de bossen zoals opgenomen in de toolbox gebiedsgerichte aanpak natuurbrandbeheersing van de veiligheidsregio.

6. Oplevering

Van belang is om in contractstukken waar nazorg na aanplant aan de orde is, eisen op te nemen met betrekking tot de vitaliteit van het geleverde plantmateriaal na aanplant en vóór oplevering.